From 9a08cbfcc1ef900a04580f35afe2a4592d7d6030 Mon Sep 17 00:00:00 2001 From: Daniel Baumann Date: Mon, 6 May 2024 02:45:20 +0200 Subject: Adding upstream version 1.19.8. Signed-off-by: Daniel Baumann --- man/nl/start-stop-daemon.man | 354 +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ 1 file changed, 354 insertions(+) create mode 100644 man/nl/start-stop-daemon.man (limited to 'man/nl/start-stop-daemon.man') diff --git a/man/nl/start-stop-daemon.man b/man/nl/start-stop-daemon.man new file mode 100644 index 0000000..b00fb9e --- /dev/null +++ b/man/nl/start-stop-daemon.man @@ -0,0 +1,354 @@ +.\" dpkg manual page - start-stop-daemon(8) +.\" +.\" Copyright © 1999 Klee Dienes +.\" Copyright © 1999 Ben Collins +.\" Copyright © 2000-2001 Wichert Akkerman +.\" Copyright © 2002-2003 Adam Heath +.\" Copyright © 2004 Scott James Remnant +.\" Copyright © 2008-2016, 2018 Guillem Jover +.\" +.\" This is free software; you can redistribute it and/or modify +.\" it under the terms of the GNU General Public License as published by +.\" the Free Software Foundation; either version 2 of the License, or +.\" (at your option) any later version. +.\" +.\" This is distributed in the hope that it will be useful, +.\" but WITHOUT ANY WARRANTY; without even the implied warranty of +.\" MERCHANTABILITY or FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. See the +.\" GNU General Public License for more details. +.\" +.\" You should have received a copy of the GNU General Public License +.\" along with this program. If not, see . +. +.\"******************************************************************* +.\" +.\" This file was generated with po4a. Translate the source file. +.\" +.\"******************************************************************* +.TH start\-stop\-daemon 8 %RELEASE_DATE% %VERSION% dpkg\-suite +.nh +.SH NAAM +start\-stop\-daemon \- start en stopt systeemachtergronddiensten +. +.SH OVERZICHT +\fBstart\-stop\-daemon\fP [\fIoptie\fP...] \fIcommando\fP +. +.SH BESCHRIJVING +\fBstart\-stop\-daemon\fP wordt gebruikt om het creëren en afsluiten van +processen op systeemniveau te regelen. Door een van de overeenkomstige +opties te gebruiken kan \fBstart\-stop\-daemon\fP geconfigureerd worden om +bestaande exemplaren te vinden van actieve processen. +.PP +Opmerking: tenzij \fB\-\-pid\fP of \fB\-\-pidfile\fP opgegeven werden, gedraagt +\fBstart\-stop\-daemon\fP zich gelijk \fBkillall\fP(1). \fBstart\-stop\-daemon\fP zal de +procestabel overlopen op zoek naar processen die overeenkomen met de +procesnaam, het moeder\-pid, uid en/of gid (als ze opgegeven werden). Voor +elk proces dat een overeenkomst oplevert, zal verhinderd worden dat +\fB\-\-start\fP het proces opstart. Aan alle overeenkomende processen zal het +TERM\-signaal (of het signaal dat met \fB\-\-signal\fP of \fB\-\-retry\fP opgegeven +werd) gegeven worden, indien \fB\-\-stop\fP opgegeven werd. Voor +achtergronddiensten met langlevende dochterprocessen die bij een \fB\-\-stop\fP +moeten blijven bestaan, moet u een pid\-bestand opgeven. +. +.SH COMMANDO'S +.TP +\fB\-S\fP, \fB\-\-start\fP [\fB\-\-\fP] \fIargumenten\fP +Ga na of het opgegeven proces bestaat. Indien een dergelijk proces bestaat, +doet \fBstart\-stop\-daemon\fP niets en sluit het af met foutstatus 1 (0 indien +\fB\-\-oknodo\fP opgegeven werd). Indien een dergelijk proces niet bestaat, start +het een exemplaar ervan, door het programma te gebruiken dat ofwel met +\fB\-\-exec\fP opgegeven werd, ofwel met \fB\-\-startas\fP als dat gebruikt +werd. Eventuele argumenten die na \fB\-\-\fP opgegeven werden aan de +commandoregel, worden ongewijzigd doorgegeven aan het programma dat +opgestart wordt. +.TP +\fB\-K\fP, \fB\-\-stop\fP +Gaat na of het opgegeven proces bestaat. Indien een dergelijk proces +bestaat, geeft \fBstart\-stop\-daemon\fP het het signaal dat met \fB\-\-signal\fP +opgegeven werd en sluit dan af met foutstatus 0. Indien een dergelijk proces +niet bestaat, sluit \fBstart\-stop\-daemon\fP af met foutstatus 1 (0 indien +\fB\-\-oknodo\fP opgegeven werd). Indien \fB\-\-retry\fP opgegeven werd, zal +\fBstart\-stop\-daemon\fP controleren of het/de proces(sen) beëindigd werden. +.TP +\fB\-T\fP, \fB\-\-status\fP +Gaat het bestaan van een opgegeven proces na en geeft een afsluitstatuscode +terug die in overeenstemming is met de LSB\-acties voor initialisatiescripts +(LSB Init Script Actions) (sinds versie 1.16.1). +.TP +\fB\-H\fP, \fB\-\-help\fP +Toon informatie over het gebruik en sluit af. +.TP +\fB\-V\fP, \fB\-\-version\fP +Toon de programmaversie en sluit af. +. +.SH OPTIES +.SS Vergelijkingsopties +.TP +\fB\-\-pid\fP \fIpid\fP +Ga na of een proces bestaat met het opgegeven \fIpid\fP (sinds versie +1.17.6). Het \fIpid\fP moet een getal zijn groter dan 0. +.TP +\fB\-\-ppid\fP \fImoeder\-pid\fP +Ga na of een proces bestaat met het opgegeven moeder\-pid \fImoeder\-pid\fP +(sinds versie 1.17.7). Het \fImoeder\-pid\fP moet een getal zijn groter dan 0. +.TP +\fB\-p\fP, \fB\-\-pidfile\fP \fIpid\-bestand\fP +Ga na of een proces het bestand \fIpid\-bestand\fP aangemaakt heeft. +.IP +Opmerking: deze vergelijkingsoptie alleen gebruiken, kan ertoe leiden dat +geageerd wordt op niet\-bedoelde processen in het geval het oude proces +eindigde zonder dat het in staat was het \fIpid\-bestand\fP te verwijderen. +.IP +\fBWaarschuwing:\fP deze vergelijkingsoptie gebruiken met een pid\-bestand dat +door iedereen beschreven kan worden, of deze enkel gebruiken met een +achtergronddienst die het pid\-bestand wegschrijft als gebruiker zonder +bijzondere rechten, zal met een foutmelding geweigerd worden (sinds versie +1.19.3) omdat het een veiligheidsrisico inhoudt. Dit is omdat elke gebruiker +er naartoe kan schrijven, of omdat de inhoud van het pid\-bestand niet +vertrouwd kan worden als de achtergronddienst aangetast raakt, met als +resultaat dat een programmauitvoerder met bijzondere rechten (zoals een +init\-script dat als systeembeheerder uitgevoerd wordt) op gelijk welk +systeemproces kan inwerken. Het gebruik van \fI/dev/null\fP is vrijgesteld van +deze controles. +.TP +\fB\-x\fP, \fB\-\-exec\fP \fIprogramma\fP +Ga na of er processen bestaan die exemplaren zijn van dit \fIprogramma\fP. Het +argument \fIprogramma\fP moet een absolute padnaam zijn. Opmerking: met +geïnterpreteerde scripts kan dit anders dan bedoeld werken, aangezien de +interpreter aangewezen zal worden als het bedoelde programma. Houd er +rekening mee dat ook processen die in een chroot uitgevoerd worden een +overeenkomst zullen opleveren. Het kan dus nodig zijn om bijkomende +vergelijkingsrestricties op te geven. +.TP +\fB\-n\fP, \fB\-\-name\fP \fIprocesnaam\fP +Ga na of er processen bestaan die de naam \fIprocesnaam\fP hebben. De +\fIprocesnaam\fP is meestal de bestandsnaam van het proces, maar dat kan door +het proces zelf gewijzigd zijn. Opmerking: op de meeste systemen wordt deze +informatie gehaald uit de kernel uit de comm\-naam van het proces. De limiet +voor de lengte ervan heeft de tendens relatief klein te zijn (uitgaan van +meer dan 15 tekens is niet\-overdraagbaar). +.TP +\fB\-u\fP, \fB\-\-user\fP \fIgebruikersnaam\fP|\fIuid\fP +Ga na of er processen zijn die eigendom zijn van de gebruiker die met +\fIgebruikersnaam\fP of \fIuid\fP opgegeven werd. Opmerking: enkel deze +vergelijkingsoptie gebruiken zal ertoe leiden dat geageerd wordt op alle +processen die met de gebruiker overeenkomen. +. +.SS "Algemene opties" +.TP +\fB\-g\fP, \fB\-\-group\fP \fIgroep\fP|\fIgid\fP +Verander naar \fIgroep\fP of \fIgid\fP bij het starten van het proces. +.TP +\fB\-s\fP, \fB\-\-signal\fP \fIsignaal\fP +Samen met \fB\-\-stop\fP gebruikt, geeft het op welk signaal moet gestuurd worden +naar de processen die gestopt worden (standaard is dat TERM). +.TP +\fB\-R\fP, \fB\-\-retry\fP \fIverlooptijd\fP|\fIschema\fP +Samen met \fB\-\-stop\fP gebruikt, geeft het aan dat \fBstart\-stop\-daemon\fP moet +nagaan of het/de proces(sen) stoppen. Het zal bij herhaling controleren of +er eventueel processen actief zijn die een overeenkomst opleveren, totdat +dit voor geen enkel proces nog het geval is. Indien de processen niet +afsluiten, dan zal het verdere actie ondernemen, zoals aangegeven door het +schema. + +Indien \fIverlooptijd\fP opgegeven werd in plaats van \fIschema\fP, dan wordt het +schema \fIsignaal\fP\fB/\fP\fIverlooptijd\fP\fB/KILL/\fP\fIverlooptijd\fP gebruikt, waarbij +\fIsignaal\fP het signaal is dat opgegeven werd met \fB\-\-signal\fP. + +\fIschema\fP is een lijst van minstens twee items, van elkaar gescheiden door +slashes (\fB/\fP). Elk item kan \fB\-\fP\fIsignaalnummer\fP of [\fB\-\fP]\fIsignaalnaam\fP +zijn, hetgeen betekent dat dit signaal gegeven moet worden, of +\fIverlooptijd\fP, hetgeen betekent dat dit aantal seconden gewacht moet worden +op het afsluiten van de processen, of \fBforever\fP, hetgeen betekent dat de +rest van het schema zo nodig permanent herhaald moet worden. + +Indien het einde van het schema bereikt wordt en \fBforever\fP niet opgegeven +werd, dan zal \fBstart\-stop\-daemon\fP afsluiten met de foutstatus 2. Indien een +schema opgegeven werd, dan wordt elk signaal dat met \fB\-\-signal\fP opgegeven +werd, genegeerd. +.TP +\fB\-a\fP, \fB\-\-startas\fP \fIpadnaam\fP +Samen met \fB\-\-start\fP gebruikt, start dit het proces dat met \fIpadnaam\fP +opgegeven werd. Indien dit niet opgegeven werd, wordt als standaard het +argument gebruikt dat bij \fB\-\-exec\fP opgegeven werd. +.TP +\fB\-t\fP, \fB\-\-test\fP +Toon de acties die ondernomen zouden worden en geef de passende +terugkeerwaarde, maar onderneem geen actie. +.TP +\fB\-o\fP, \fB\-\-oknodo\fP +Geef afsluitstatus 0 terug in plaats van 1 indien er geen acties ondernomen +werden (zouden worden). +.TP +\fB\-q\fP, \fB\-\-quiet\fP +Geef geen informatieve berichten weer. Toon enkel foutmeldingen. +.TP +\fB\-c\fP, \fB\-\-chuid\fP \fIgebruikersnaam\fP|\fIuid\fP[\fB:\fP\fIgroep\fP|\fIgid\fP] +Verander naar deze gebruikersnaam/uid vooraleer het proces te starten. U +kunt ook een groep opgeven door een \fB:\fP toe te voegen en dan de groep of +gid op te geven op dezelfde manier als voor het commando \fBchown\fP(1) +(\fIgebruiker\fP\fB:\fP\fIgroep\fP). Indien een gebruiker opgegeven wordt zonder een +groep, dan wordt voor die gebruiker zijn primaire GID gebruikt. Bij het +gebruik van deze optie moet u er zich van bewust zijn dat ook de primaire en +bijkomende groepen ingesteld worden, ook als de optie \fB\-\-group\fP niet +opgegeven werd. De optie \fB\-\-group\fP dient enkel voor groepen waartoe de +gebruiker normaal niet behoort (zoals het voor een specifiek proces +instellen van een groepslidmaatschap voor algemene gebruikers zoals +\fBnobody\fP). +.TP +\fB\-r\fP, \fB\-\-chroot\fP \fIhoofdmap\fP +Chdir en chroot naar \fIhoofdmap\fP vooraleer het proces te starten. Merk op +dat het pid\-bestand ook na het chrooten gemaakt wordt. +.TP +\fB\-d\fP, \fB\-\-chdir\fP \fIpad\fP +Chdir naar \fIpad\fP vooraleer het proces te starten. Dit gebeurt na het +chrooten als de optie \fB\-r\fP|\fB\-\-chroot\fP ingesteld werd. Indien dit niet +opgegeven wordt, dan zal \fBstart\-stop\-daemon\fP een chdir naar de hoofdmap +uitvoeren voor de start van het programma. +.TP +\fB\-b\fP, \fB\-\-background\fP +Wordt meestal gebruikt bij programma's die zich niet uit zichzelf +afsplitsen. Deze optie zal \fBstart\-stop\-daemon\fP dwingen om een nieuw proces +(fork) te beginnen vooraleer het proces te starten en dat op de achtergrond +te plaatsen. \fBWaarschuwing: start\-stop\-daemon\fP kan de afsluitstatus van het +proces niet opvolgen mocht de uitvoering ervan om \fBeen of andere\fP reden +mislukken. Dit is een laatste toevlucht en is enkel bedoeld voor programma's +waarvoor het ofwel geen zin heeft om uit zichzelf een nieuw proces (fork) te +beginnen, of waarvoor het ondoenbaar is om code toe te voegen waardoor ze +dat uit zichzelf zouden doen. +.TP +\fB\-\-notify\-await\fP +Wachten tot het achtergrondproces een kennisgeving zendt dat het gereed is, +vooraleer de dienst als opgestart beschouwd wordt (sinds versie 1.19.3). Dit +past elementen van het 'readiness protocol' van systemd toe, zoals dit in de +man\-pagina \fBsd_notify\fP(3) gespecificeerd wordt. De volgende variabelen +worden ondersteund: +.RS +.TP +\fBREADY=1\fP +Het programma is gereed om zijn dienstverlening aan te bieden en dus kunnen +we veilig afsluiten. +.TP +\fBEXTEND_TIMEOUT_USEC=\fP\fIaantal\fP +Het programma vraagt om de wachttijd uit te breiden met \fIaantal\fP +microseconden. Dit stelt de huidige wachttijd opnieuw in op de opgegeven +waarde. +.TP +\fBERRNO=\fP\fInummer\fP +Het programma sluit af met een foutmelding. Hetzelfde doen en van de +\fBerrno\fP\-waarde de gebruikersvriendelijke tekenreeks tonen. +.RE +. +.TP +\fB\-\-notify\-timeout\fP\fIwachttijd\fP +Een wachttijd instellen voor de optie \fB\-\-notify\-await\fP (sinds versie +1.19.3). Wanneer de wachttijd verlopen is, zal \fBstart\-stop\-daemon\fP +afsluiten met een foutmelding en zal niet gewacht worden op de kennisgeving +van gereedheid. Standaard is dit \fB60\fP seconden. +.TP +\fB\-C\fP, \fB\-\-no\-close\fP +Sluit een eventuele bestandsindicator niet bij het naar de achtergrond +dwingen van de achtergronddienst (sinds version 1.16.5). Gebruikt met het +oog op debuggen om de uitvoer van het proces te zien of om +bestandsindicatoren om te leiden om de procesuitvoer te loggen. Enkel +relevant als \fB\-\-background\fP gebruikt wordt. +.TP +\fB\-N\fP, \fB\-\-nicelevel\fP \fIgeheel\-getal\fP +Dit wijzigt de prioriteit van het proces voor het gestart wordt. +.TP +\fB\-P\fP, \fB\-\-procsched\fP \fIbeleid\fP\fB:\fP\fIprioriteit\fP +Dit wijzigt het procesplannerbeleid en de procesplannerprioriteit van het +proces voor het gestart wordt (sinds versie 1.15.0). Facultatief kan de +prioriteit opgegeven worden door een \fB:\fP, gevolgd door de waarde, toe te +voegen. De standaard\fIprioriteit\fP is 0. De momenteel ondersteunde waarden +voor beleid zijn \fBother\fP, \fBfifo\fP en \fBrr\fP. +.TP +\fB\-I\fP, \fB\-\-iosched\fP \fIklasse\fP\fB:\fP\fIprioriteit\fP +Dit wijzigt de IO\-plannerklasse en IO\-plannerprioriteit van het proces voor +het gestart wordt (sinds versie 1.15.0). Facultatief kan de prioriteit +opgegeven worden door een \fB:\fP, gevolgd door de waarde, toe te voegen. De +standaard\fIprioriteit\fP is 4, tenzij \fIklasse\fP \fBidle\fP is. In dat geval zal +\fIprioriteit\fP steeds 7 zijn. De momenteel ondersteunde waarden voor +\fIklasse\fP zijn \fBidle\fP, \fBbest\-effort\fP en \fBreal\-time\fP. +.TP +\fB\-k\fP, \fB\-\-umask\fP \fImasker\fP +Dit stelt het umask van het proces in voor het gestart wordt (sinds versie +1.13.22). +.TP +\fB\-m\fP, \fB\-\-make\-pidfile\fP +Wordt gebruikt bij het starten van een programma dat zijn eigen pid\-bestand +niet creëert. Deze optie zal \fBstart\-stop\-daemon\fP het bestand waarnaar met +\fB\-\-pidfile\fP verwezen wordt, doen aanmaken en er het pid in doen plaatsen +juist voor het uitvoeren van het proces. Merk op dat het bestand bij het +stoppen van het programma enkel verwijderd zal worden als +\fB\-\-remove\-pidfile\fP gebruikt wordt. \fBOpmerking:\fP het is mogelijk dat deze +functionaliteit niet in alle gevallen werkt. Dit is in het bijzonder zo als +het programma dat uitgevoerd wordt, een nieuw proces (fork) begint vanuit +zijn hoofdproces. Daarom is dit gewoonlijk enkel nuttig in combinatie met de +optie \fB\-\-background\fP. +.TP +\fB\-\-remove\-pidfile\fP +Wordt gebruikt bij het stoppen van een programma dat zijn eigen pid\-bestand +niet verwijdert (sinds versie 1.17.19). Deze optie zal \fBstart\-stop\-daemon\fP +het bestand waarnaar met \fB\-\-pidfile\fP verwezen wordt, doen verwijderen na +het beëindigen van het proces. +.TP +\fB\-v\fP, \fB\-\-verbose\fP +Geef uitvoerige informatieve mededelingen weer. +. +.SH AFSLUITSTATUS +.TP +\fB0\fP +De gevraagde actie werd uitgevoerd. Indien \fB\-\-oknodo\fP opgegeven werd, is +het ook mogelijk dat er niets gedaan moest worden. Dit kan het geval zijn +als \fB\-\-start\fP opgegeven werd en er al een overeenkomstig proces actief was, +of als \fB\-\-stop\fP opgegeven werd en er geen overeenkomstige processen waren. +.TP +\fB1\fP +Indien \fB\-\-oknodo\fP niet opgegeven werd en niets gedaan werd. +.TP +\fB2\fP +Indien \fB\-\-stop\fP en \fB\-\-retry\fP opgegeven werden, maar het einde van het +schema bereikt werd en de processen nog steeds actief waren. +.TP +\fB3\fP +Elke andere fout. +.PP +Bij het gebruik van het commando \fB\-\-status\fP, worden de volgende statuscodes +teruggegeven: +.TP +\fB0\fP +Het programma is actief. +.TP +\fB1\fP +Het programma is niet actief en het pid\-bestand bestaat. +.TP +\fB3\fP +Het programma is niet actief. +.TP +\fB4\fP +Niet in staat om de status van het programma te bepalen. +. +.SH VOORBEELD +Start de achtergronddienst \fBfood\fP tenzij er al een actief is (een proces +met als naam food, dat actief is als gebruiker food met de pid in food.pid): +.IP +.nf +start\-stop\-daemon \-\-start \-\-oknodo \-\-user food \-\-name food \e + \-\-pidfile /run/food.pid \-\-startas /usr/sbin/food \e + \-\-chuid food \-\- \-\-daemon +.fi +.PP +Stuur \fBSIGTERM\fP naar \fBfood\fP en wacht tot 5 seconden op zijn beëindiging: +.IP +.nf +start\-stop\-daemon \-\-stop \-\-oknodo \-\-user food \-\-name food \e + \-\-pidfile /run/food.pid \-\-retry 5 +.fi +.PP +Demonstratie van een aangepast schema om \fBfood\fP te stoppen: +.IP +.nf +start\-stop\-daemon \-\-stop \-\-oknodo \-\-user food \-\-name food \e + \-\-pidfile /run/food.pid \-\-retry=TERM/30/KILL/5 +.fi -- cgit v1.2.3