diff options
Diffstat (limited to '')
-rw-r--r-- | man/nl/start-stop-daemon.pod | 429 |
1 files changed, 429 insertions, 0 deletions
diff --git a/man/nl/start-stop-daemon.pod b/man/nl/start-stop-daemon.pod new file mode 100644 index 0000000..046d769 --- /dev/null +++ b/man/nl/start-stop-daemon.pod @@ -0,0 +1,429 @@ + + ***************************************************** + * GENERATED FILE, DO NOT EDIT * + * THIS IS NO SOURCE FILE, BUT RESULT OF COMPILATION * + ***************************************************** + +This file was generated by po4a(7). Do not store it (in VCS, for example), +but store the PO file used as source file by po4a-translate. + +In fact, consider this as a binary, and the PO file as a regular .c file: +If the PO get lost, keeping this translation up-to-date will be harder. + +=encoding UTF-8 + +=head1 NAAM + +start-stop-daemon - start en stopt systeemachtergronddiensten + +=head1 OVERZICHT + +B<start-stop-daemon> [I<optie>...] I<commando> + +=head1 BESCHRIJVING + +B<start-stop-daemon> wordt gebruikt om het creëren en afsluiten van +processen op systeemniveau te regelen. Door een van de overeenkomstige +opties te gebruiken kan B<start-stop-daemon> geconfigureerd worden om +bestaande exemplaren te vinden van actieve processen. + +B<Opmerking:> tenzij B<--pid> of B<--pidfile> opgegeven werden, gedraagt +B<start-stop-daemon> zich gelijk B<killall>(1). B<start-stop-daemon> zal de +procestabel overlopen op zoek naar processen die overeenkomen met de +procesnaam, het moeder-pid, uid en/of gid (als ze opgegeven werden). Voor +elk proces dat een overeenkomst oplevert, zal verhinderd worden dat +B<--start> het proces opstart. Aan alle overeenkomende processen zal het +TERM-signaal (of het signaal dat met B<--signal> of B<--retry> opgegeven +werd) gegeven worden, indien B<--stop> opgegeven werd. Voor +achtergronddiensten met langlevende dochterprocessen die bij een B<--stop> +moeten blijven bestaan, moet u een pid-bestand opgeven. + +=head1 COMMANDO'S + +=over + +=item B<-S>, B<--start> [B<-->] I<argumenten> + +Nagaan of het opgegeven proces bestaat. Indien een dergelijk proces bestaat, +doet B<start-stop-daemon> niets en sluit het af met foutstatus 1 (0 indien +B<--oknodo> opgegeven werd). Indien een dergelijk proces niet bestaat, start +het een exemplaar ervan, door het programma te gebruiken dat ofwel met +B<--exec> opgegeven werd, ofwel met B<--startas> als dat gebruikt +werd. Eventuele argumenten die na B<--> opgegeven werden aan de +commandoregel, worden ongewijzigd doorgegeven aan het programma dat +opgestart wordt. + +=item B<-K>, B<--stop> + +Gaat na of het opgegeven proces bestaat. Indien een dergelijk proces +bestaat, geeft B<start-stop-daemon> het het signaal dat met B<--signal> +opgegeven werd en sluit dan af met foutstatus 0. Indien een dergelijk proces +niet bestaat, sluit B<start-stop-daemon> af met foutstatus 1 (0 indien +B<--oknodo> opgegeven werd). Indien B<--retry> opgegeven werd, zal +B<start-stop-daemon> controleren of het/de proces(sen) beëindigd werden. + +=item B<-T>, B<--status> + +Gaat het bestaan van een opgegeven proces na en geeft een afsluitstatuscode +terug die in overeenstemming is met de LSB-acties voor initialisatiescripts +(LSB Init Script Actions) (sinds versie 1.16.1). + +=item B<-H>, B<--help> + +Informatie over het gebruik tonen en afsluiten. + +=item B<-V>, B<--version> + +De programmaversie tonen en afsluiten. + +=back + +=head1 OPTIES + +=head2 Vergelijkingsopties + +=over + +=item B<--pid> I<pid> + +Nagaan of een proces bestaat met het opgegeven I<pid> (sinds versie +1.17.6). Het I<pid> moet een getal zijn groter dan 0. + +=item B<--ppid> I<moeder-pid> + +Nagaan of een proces bestaat met het opgegeven moeder-pid I<moeder-pid> +(sinds versie 1.17.7). Het I<moeder-pid> moet een getal zijn groter dan 0. + +=item B<-p>, B<--pidfile> I<pid-bestand> + +Nagaan of een proces het bestand I<pid-bestand> aangemaakt heeft. + +B<Opmerking:> deze vergelijkingsoptie alleen gebruiken, kan ertoe leiden dat +geageerd wordt op niet-bedoelde processen in het geval het oude proces +eindigde zonder dat het in staat was het I<pid-bestand> te verwijderen. + +B<Waarschuwing:> deze vergelijkingsoptie gebruiken met een pid-bestand dat +door iedereen beschreven kan worden, of deze enkel gebruiken met een +achtergronddienst die het pid-bestand wegschrijft als gebruiker zonder +bijzondere rechten, zal met een foutmelding geweigerd worden (sinds versie +1.19.3) omdat het een veiligheidsrisico inhoudt. Dit is omdat elke gebruiker +er naartoe kan schrijven, of omdat de inhoud van het pid-bestand niet +vertrouwd kan worden als de achtergronddienst aangetast raakt, met als +resultaat dat een programmauitvoerder met bijzondere rechten (zoals een +init-script dat als systeembeheerder uitgevoerd wordt) op gelijk welk +systeemproces kan inwerken. Het gebruik van I</dev/null> is vrijgesteld van +deze controles. + +=item B<-x>, B<--exec> I<programma> + +Op processen controleren welke exemplaren zijn van dit I<programma>. Het +argument I<programma> moet een absolute padnaam zijn. + +B<Opmerking:> met geïnterpreteerde scripts kan dit anders dan bedoeld +werken, aangezien de interpreter aangewezen zal worden als het bedoelde +programma. Houd er rekening mee dat ook processen die in een chroot +uitgevoerd worden een overeenkomst zullen opleveren. Het kan dus nodig zijn +om bijkomende vergelijkingsrestricties op te geven. + +=item B<-n>, B<--name> I<procesnaam> + +Nagaan of er processen bestaan die de naam I<procesnaam> hebben. De +I<procesnaam> is meestal de bestandsnaam van het proces, maar dat kan door +het proces zelf gewijzigd zijn. + +B<Opmerking:> op de meeste systemen wordt deze informatie gehaald uit de +kernel uit de comm-naam van het proces. De limiet voor de lengte ervan heeft +de tendens relatief klein te zijn (uitgaan van meer dan 15 tekens is +niet-overdraagbaar). + +=item B<-u>, B<--user> I<gebruikersnaam>|I<uid> + +Nagaan of er processen zijn die eigendom zijn van de gebruiker die met +I<gebruikersnaam> of I<uid> opgegeven werd. + +B<Opmerking:> enkel deze vergelijkingsoptie gebruiken zal ertoe leiden dat +geageerd wordt op alle processen die met de gebruiker overeenkomen. + +=back + +=head2 Algemene opties + +=over + +=item B<-g>, B<--group> I<groep>|I<gid> + +Naar I<groep> of I<gid> veranderen bij het starten van het proces. + +=item B<-s>, B<--signal> I<signaal> + +Samen met B<--stop> gebruikt, geeft het op welk signaal moet gestuurd worden +naar de processen die gestopt worden (standaard is dat TERM). + +=item B<-R>, B<--retry> I<verlooptijd>|I<schema> + +Samen met B<--stop> gebruikt, geeft het aan dat B<start-stop-daemon> moet +nagaan of het/de proces(sen) stoppen. Het zal bij herhaling controleren of +er eventueel processen actief zijn die een overeenkomst opleveren, totdat +dit voor geen enkel proces nog het geval is. Indien de processen niet +afsluiten, dan zal het verdere actie ondernemen, zoals aangegeven door het +schema. + +Indien I<verlooptijd> opgegeven werd in plaats van I<schema>, dan wordt het +schema I<signaal>B</>I<verlooptijd>B</KILL/>I<verlooptijd> gebruikt, waarbij +I<signaal> het signaal is dat opgegeven werd met B<--signal>. + +I<schema> is een lijst van minstens twee items, van elkaar gescheiden door +slashes (B</>). Elk item kan B<->I<signaalnummer> of [B<->]I<signaalnaam> +zijn, hetgeen betekent dat dit signaal gegeven moet worden, of +I<verlooptijd>, hetgeen betekent dat dit aantal seconden gewacht moet worden +op het afsluiten van de processen, of B<forever>, hetgeen betekent dat de +rest van het schema zo nodig permanent herhaald moet worden. + +Indien het einde van het schema bereikt wordt en B<forever> niet opgegeven +werd, dan zal B<start-stop-daemon> afsluiten met de foutstatus 2. Indien een +schema opgegeven werd, dan wordt elk signaal dat met B<--signal> opgegeven +werd, genegeerd. + +=item B<-a>, B<--startas> I<padnaam> + +Samen met B<--start> gebruikt, start dit het proces dat met I<padnaam> +opgegeven werd. Indien dit niet opgegeven werd, wordt als standaard het +argument gebruikt dat bij B<--exec> opgegeven werd. + +=item B<-t>, B<--test> + +De acties die ondernomen zouden worden tonen en de passende terugkeerwaarde +geven, maar geen actie ondernemen. + +=item B<-o>, B<--oknodo> + +Afsluitstatus 0 teruggeven in plaats van 1 indien er geen acties ondernomen +werden(/zouden worden). + +=item B<-q>, B<--quiet> + +Geen informatieve berichten weergeven; enkel foutmeldingen tonen. + +=item B<-c>, B<--chuid> I<gebruikersnaam>|I<uid>[B<:>I<groep>|I<gid>] + +Naar deze gebruikersnaam/uid veranderen voordat het proces gestart wordt. U +kunt ook een groep opgeven door een B<:> toe te voegen en dan de groep of +gid op te geven op dezelfde manier als voor het commando B<chown>(1) +(I<gebruiker>B<:>I<groep>). Indien een gebruiker opgegeven wordt zonder een +groep, dan wordt voor die gebruiker zijn primaire GID gebruikt. Bij het +gebruik van deze optie moet u er zich van bewust zijn dat ook de primaire en +bijkomende groepen ingesteld worden, ook als de optie B<--group> niet +opgegeven werd. De optie B<--group> dient enkel voor groepen waartoe de +gebruiker normaal niet behoort (zoals het voor een specifiek proces +instellen van een groepslidmaatschap voor algemene gebruikers zoals +B<nobody>). + +=item B<-r>, B<--chroot> I<hoofdmap> + +Chdir en chroot naar I<hoofdmap> voordat het proces gestart wordt. Merk op +dat het pid-bestand ook na het chrooten gemaakt wordt. + +=item B<-d>, B<--chdir> I<pad> + +Chdir naar I<pad> voordat het proces gestart wordt. Dit gebeurt na het +chrooten als de optie B<-r>|B<--chroot> ingesteld werd. Indien dit niet +opgegeven wordt, dan zal B<start-stop-daemon> een chdir naar de hoofdmap +uitvoeren voordat het proces gestart wordt. + +=item B<-b>, B<--background> + +Wordt meestal gebruikt bij programma's die zich niet uit zichzelf +afsplitsen. Deze optie dwingt B<start-stop-daemon> om een nieuw proces +(fork) te beginnen voordat het proces wordt gestart, en dwingt het naar de +achtergrond. + +B<Waarschuwing: start-stop-daemon> kan de afsluitstatus van het proces niet +opvolgen mocht de uitvoering ervan om B<een of andere> reden mislukken. Dit +is een laatste toevlucht en is enkel bedoeld voor programma's waarvoor het +ofwel geen zin heeft om uit zichzelf een nieuw proces (fork) te beginnen, of +waarvoor het ondoenbaar is om code toe te voegen waardoor ze dat uit +zichzelf zouden doen. + +=item B<--notify-await> + +Wachten tot het achtergrondproces een kennisgeving zendt dat het gereed is, +vooraleer de dienst als opgestart beschouwd wordt (sinds versie 1.19.3). Dit +past elementen van het 'readiness protocol' van systemd toe, zoals dit in de +man-pagina B<sd_notify>(3) gespecificeerd wordt. De volgende variabelen +worden ondersteund: + +=over + +=item B<READY=1> + +Het programma is gereed om zijn dienstverlening aan te bieden en dus kunnen +we veilig afsluiten. + +=item B<EXTEND_TIMEOUT_USEC=>I<aantal> + +Het programma vraagt om de wachttijd uit te breiden met I<aantal> +microseconden. Dit stelt de huidige wachttijd opnieuw in op de opgegeven +waarde. + +=item B<ERRNO=>I<nummer> + +Het programma sluit af met een foutmelding. Hetzelfde doen en van de +B<errno>-waarde de gebruikersvriendelijke tekenreeks tonen. + +=back + +=item B<--notify-timeout> I<wachttijd> + +Een wachttijd instellen voor de optie B<--notify-await> (sinds versie +1.19.3). Wanneer de wachttijd verlopen is, zal B<start-stop-daemon> +afsluiten met een foutmelding en zal niet gewacht worden op de kennisgeving +van gereedheid. Standaard is dit B<60> seconden. + +=item B<-C>, B<--no-close> + +Een eventuele bestandsindicator niet sluiten bij het naar de achtergrond +dwingen van de achtergronddienst (sinds version 1.16.5). Gebruikt met het +oog op debuggen om de uitvoer van het proces te zien of om +bestandsindicatoren om te leiden om de procesuitvoer te loggen. Enkel +relevant als B<--background> gebruikt wordt. + +=item B<-O>, B<--output> I<padnaam> + +B<stdout> en B<stderr> omleiden naar I<padnaam> wanneer de achtergronddienst +naar de achtergrond gedwongen wordt (sinds versie 1.20.6). Enkel relevant +bij het gebruik van B<--background>. + +=item B<-N>, B<--nicelevel> I<geheel-getal> + +Dit wijzigt de prioriteit van het proces voor het gestart wordt. + +=item B<-P>, B<--procsched> I<beleid>B<:>I<prioriteit> + +Dit wijzigt het procesplannerbeleid en de procesplannerprioriteit van het +proces voor het gestart wordt (sinds versie 1.15.0). Facultatief kan de +prioriteit opgegeven worden door een B<:>, gevolgd door de waarde, toe te +voegen. De standaardI<prioriteit> is 0. De momenteel ondersteunde waarden +voor beleid zijn B<other>, B<fifo> en B<rr>. + +=item B<-I>, B<--iosched> I<klasse>B<:>I<prioriteit> + +Dit wijzigt de IO-plannerklasse en IO-plannerprioriteit van het proces voor +het gestart wordt (sinds versie 1.15.0). Facultatief kan de prioriteit +opgegeven worden door een B<:>, gevolgd door de waarde, toe te voegen. De +standaardI<prioriteit> is 4, tenzij I<klasse> B<idle> is. In dat geval zal +I<prioriteit> steeds 7 zijn. De momenteel ondersteunde waarden voor +I<klasse> zijn B<idle>, B<best-effort> en B<real-time>. + +=item B<-k>, B<--umask> I<masker> + +Dit stelt het umask van het proces in voor het gestart wordt (sinds versie +1.13.22). + +=item B<-m>, B<--make-pidfile> + +Wordt gebruikt bij het starten van een programma dat zijn eigen pid-bestand +niet creëert. Deze optie zal B<start-stop-daemon> het bestand waarnaar met +B<--pidfile> verwezen wordt, doen aanmaken en er het pid in doen plaatsen +juist voor het uitvoeren van het proces. Merk op dat het bestand bij het +stoppen van het programma enkel verwijderd zal worden als +B<--remove-pidfile> gebruikt wordt. + +B<Opmerking:> het is mogelijk dat deze functionaliteit niet in alle gevallen +werkt. Dit is in het bijzonder zo als het programma dat uitgevoerd wordt, +een nieuw proces (fork) begint vanuit zijn hoofdproces. Daarom is dit +gewoonlijk enkel nuttig in combinatie met de optie B<--background>. + +=item B<--remove-pidfile> + +Wordt gebruikt bij het stoppen van een programma dat zijn eigen pid-bestand +niet verwijdert (sinds versie 1.17.19). Deze optie zal B<start-stop-daemon> +het bestand waarnaar met B<--pidfile> verwezen wordt, doen verwijderen na +het beëindigen van het proces. + +=item B<-v>, B<--verbose> + +Uitvoerige informatieve mededelingen weergeven. + +=back + +=head1 AFSLUITSTATUS + +=over + +=item B<0> + +De gevraagde actie werd uitgevoerd. Indien B<--oknodo> opgegeven werd, is +het ook mogelijk dat er niets gedaan moest worden. Dit kan het geval zijn +als B<--start> opgegeven werd en er al een overeenkomstig proces actief was, +of als B<--stop> opgegeven werd en er geen overeenkomstige processen waren. + +=item B<1> + +Indien B<--oknodo> niet opgegeven werd en niets gedaan werd. + +=item B<2> + +Indien B<--stop> en B<--retry> opgegeven werden, maar het einde van het +schema bereikt werd en de processen nog steeds actief waren. + +=item B<3> + +Elke andere fout. + +=back + +Bij het gebruik van het commando B<--status>, worden de volgende statuscodes +teruggegeven: + +=over + +=item B<0> + +Het programma is actief. + +=item B<1> + +Het programma is niet actief en het pid-bestand bestaat. + +=item B<3> + +Het programma is niet actief. + +=item B<4> + +Niet in staat om de status van het programma te bepalen. + +=back + +=head1 VOORBEELD + +De achtergronddienst B<food> starten, tenzij er al één actief is (een proces +met als naam food, dat actief is als gebruiker food met de pid in food.pid): + +=over + + start-stop-daemon --start --oknodo --user food --name food \ + --pidfile /run/food.pid --startas /usr/sbin/food \ + --chuid food -- --daemon + +=back + +B<SIGTERM> naar B<food> sturen en tot 5 seconden wachten op zijn +beëindiging: + +=over + + start-stop-daemon --stop --oknodo --user food --name food \ + --pidfile /run/food.pid --retry 5 + +=back + +Demonstratie van een aangepast schema om B<food> te stoppen: + +=over + + start-stop-daemon --stop --oknodo --user food --name food \ + --pidfile /run/food.pid --retry=TERM/30/KILL/5 + +=back + |