***************************************************** * GENERATED FILE, DO NOT EDIT * * THIS IS NO SOURCE FILE, BUT RESULT OF COMPILATION * ***************************************************** This file was generated by po4a(7). Do not store it (in VCS, for example), but store the PO file used as source file by po4a-translate. In fact, consider this as a binary, and the PO file as a regular .c file: If the PO get lost, keeping this translation up-to-date will be harder. =encoding UTF-8 =head1 NAAM update-alternatives - symbolische koppelingen onderhouden welke standaardcommando's bepalen =head1 OVERZICHT B [I...] I =head1 BESCHRIJVING B creëert, verwijdert, onderhoudt en toont informatie over de symbolische koppelingen die het systeem van alternatieven vormen. Het is mogelijk dat verschillende programma's die dezelfde of vergelijkbare functies vervullen, op hetzelfde moment op hetzelfde systeem geïnstalleerd zijn. Op veel systemen zijn bijvoorbeeld tezelfdertijd meerdere teksteditors geïnstalleerd. Dit biedt de gebruikers van een systeem keuzemogelijkheden en laat iedere gebruiker toe desgewenst een andere editor te gebruiken. Maar het maakt het ook moeilijk voor een programma om een goede keuze te maken betreffende de op te starten editor indien de gebruiker geen specifieke voorkeur opgegeven heeft. Het systeem van alternatieven is erop gericht dit probleem op te lossen. Een algemene naam in het bestandssysteem wordt onderling gedeeld door alle bestanden die inwisselbare functionaliteit bieden. Het systeem van alternatieven samen met de systeembeheerder bepalen naar welk effectief bestand door deze algemene naam verwezen wordt. Indien bijvoorbeeld zowel de editor L als L op het systeem geïnstalleerd zijn, zal het systeem van alternatieven er voor zorgen dat de algemene naam I standaard naar I verwijst. De systeembeheerder kan dit aanpassen en hem in plaats daarvan naar I doen verwijzen. In dat geval zal het alternatievensysteem deze instelling niet wijzigen totdat het er expliciet om gevraagd wordt. De algemene naam is geen rechtstreekse symbolische koppeling naar het geselecteerde alternatief. Hij is eerder een symbolische koppeling naar een naam in de I I die op zijn beurt een symbolische koppeling is naar het eigenlijke bestand waarnaar verwezen wordt. Dit wordt gedaan zodat de wijzigingen van de systeembeheerder beperkt kunnen blijven tot de map I<%CONFDIR%>: de FHS (zie aldaar) legt uit waarom dit een goede zaak is. Bij het installeren, wijzigen of verwijderen van elk pakket dat een bestand met een bepaalde functionaliteit levert, wordt B aangeroepen om informatie over dat bestand in het systeem voor alternatieven bij te werken. B wordt gewoonlijk aangeroepen vanuit de volgende scripts van de Debian pakketbeheerder, B (configure) om het alternatief te installeren en vanuit B en B (remove) om het alternatief te verwijderen. B: in de meeste (zo niet alle) gevallen mogen geen andere acties van beheerderscripts B aanroepen, in het bijzonder B en B niet, aangezien elke andere dergelijke actie de handmatige status van een alternatief kan verloren laten gaan, of het alternatief tijdelijk kan laten heen en weer schakelen, of volledig laten overschakelen wanneer meerdere van hen dezelfde prioriteit hebben. Het is dikwijls nuttig om een aantal alternatieven te synchroniseren, zodat ze als groep aangepast worden. Als er bijvoorbeeld verschillende versies van de editor L geïnstalleerd zijn, moet de man-pagina waarnaar verwezen wordt door I overeenkomen met het uitvoerbaar programma waarnaar door I verwezen wordt. B handelt dit af met behulp van I (hoofd-) en I (secundaire of slaaf-) koppelingen. Als de hoofdkoppeling gewijzigd wordt, worden eventuele ermee verband houdende secundaire koppelingen ook gewijzigd. Een hoofdkoppeling en zijn ermee verbonden secundaire koppelingen vormen samen een I I (koppelingengroep). Elke koppelingengroep bevindt zich op gelijk welk moment in de tijd in één van twee modi: automatische modus of manuele modus. Als een groep zich in automatische modus bevindt, dan zal wanneer pakketten geïnstalleerd of verwijderd worden, het alternatievensysteem automatisch beslissen of en hoe de koppelingen bijgewerkt moeten worden. In de manuele modus zal het alternatievensysteem de keuze van de systeembeheerder behouden en vermijden om de koppelingen te wijzigen (behalve wanneer iets defect is). Een koppelingengroep bevindt zich in de automatische modus als die voor het eerst op het systeem geïntroduceerd wordt. Indien de systeembeheerder aan de automatische instellingen van het systeem veranderingen aanbrengt, zal dit de volgende keer dat B uitgevoerd wordt op de groep van de gewijzigde koppeling, opgemerkt worden en de groep zal automatisch omgeschakeld worden naar manuele modus. Aan elk alternatief is een I gekoppeld. Als een koppelingengroep zich in de automatische modus bevindt, dan zijn het de alternatieven met de hoogste prioriteit waarnaar verwezen zal worden door leden van die groep. Als de optie B<--config> gebruikt wordt, zal B een lijst geven met al de keuzemogelijkheden voor de koppelingengroep waarvan de opgegeven I de naam is van het hoofdalternatief. De huidige keuze wordt gemarkeerd met een‘*’. Daarna zult u gevraagd worden naar uw keuze voor deze koppelingengroep. Afhankelijk van de gemaakte keuze, kan het zijn dat de koppelingengroep niet langer in de modus I (automatische modus) verkeert. U zult de optie B<--auto> moeten gebruiken om terug te keren naar de automatische modus (of u kunt B<--config> opnieuw uitvoeren en het item selecteren dat als automatisch gemarkeerd staat). Indien u op een niet-interactieve manier wilt configureren, kunt u in de plaats daarvan de optie B<--set> gebruiken (zie hierna). Verschillende pakketten die hetzelfde bestand leveren, moeten dat B doen. Het gebruik van B is met andere woorden in dergelijke gevallen B voor alle betrokken pakketten. Het is niet mogelijk om een bepaald bestand uit een pakket te vervangen dat geen gebruik maakt van het B mechanisme. =head1 TERMINOLOGIE Aangezien de activiteit van B behoorlijk ingewikkeld is, kunnen een aantal specifieke termen helpen bij het verduidelijken van zijn werking. =over =item algemene naam (of alternatievenkoppeling) Een naam, zoals I, die via het systeem van alternatieven verwijst naar één of een aantal bestanden met een gelijkaardige functie. =item alternatief-naam De naam van een symbolische koppeling in de map alternatives. =item alternatief (of alternatief-pad) De naam van een specifiek bestand in het bestandssysteem, dat met behulp van het alternatievensysteem via een algemene naam benaderbaar gemaakt kan worden. =item alternatievenmap Een map, standaard I<%CONFDIR%/alternatives>, die de symbolische koppelingen bevat. =item administratieve map Een map, standaard I<%ADMINDIR%/alternatives>, die de statusinformatie voor B bevat. =item koppelingengroep Een reeks symbolische koppelingen die met elkaar verband houden en waarvan het de bedoeling is dat ze als groep bijgewerkt worden. =item hoofdkoppeling (master link) De alternatievenkoppeling uit een koppelingengroep die bepaalt hoe de andere koppelingen uit de groep geconfigureerd worden. =item secundaire koppeling (of slaafkoppeling) (slave link) Een alternatievenkoppeling uit een koppelingengroep die gecontroleerd wordt door de instelling van de hoofdkoppeling. =item automatische modus Als een koppelingengroep zich in automatische modus bevindt, verzekert het alternatievensysteem dat de koppelingen uit de groep verwijzen naar het voor de groep passende alternatief met de hoogste prioriteit. =item manuele modus Als een koppelingengroep zich in manuele modus bevindt, zal het alternatievensysteem geen enkele wijziging aanbrengen aan de instellingen van de systeembeheerder. =back =head1 COMMANDO'S =over =item B<--install> I [B<--slave> I]... Een groep alternatieven toevoegen aan het systeem. I is de algemene naam voor de hoofdkoppeling. I is de naam van zijn symbolische koppeling in de alternatievenmap. I is het alternatief dat voor de hoofdkoppeling aangevoerd wordt. De argumenten na B<--slave> zijn de algemene naam, de naam van de symbolische koppeling in de alternatievenmap en het alternatief-pad van een slaaf-koppeling. Nul of meer B<--slave>-opties kunnen opgegeven worden. Elk van hen moet door drie argumenten gevolgd worden. Merk op dat het hoofdalternatief moet bestaan. Zo niet, dan zal de aanroep mislukken. Indien evenwel een slaaf-alternatief niet bestaat, dan zal de overeenkomstige slaaf-alternatievenkoppeling gewoon niet geïnstalleerd worden (er zal wel een waarschuwing gegeven worden). Indien een echt bestand geïnstalleerd is waar een alternatievenkoppeling geïnstalleerd moet worden, wordt dat behouden tenzij de optie B<--force> gebruikt wordt. Indien de opgegeven alternatief-naam reeds bestaat in de registers van het alternatievensysteem, dan zal de verstrekte informatie toegevoegd worden als een nieuwe reeks van alternatieven voor de groep. Anders zal een nieuwe groep in automatische modus toegevoegd worden met die informatie. Indien de groep zich in automatische modus bevindt en de pas toegevoegde alternatieven een grotere prioriteit hebben dan om het even welke andere geïnstalleerde alternatieven voor die groep, dan zullen de symbolische koppelingen bijgewerkt worden zodat ze verwijzen naar de pas toegevoegde alternatieven. =item B<--set> I I Het programma I instellen als alternatief voor I. Dit is het equivalent voor B<--config>, maar het is non-interactief en dus bruikbaar in scripts. =item B<--remove> I I Een alternatief en alle eraan gekoppelde secundaire (of slaaf-)koppelingen verwijderen. I is een naam in de alternatievenmap en I is een absolute bestandsnaam waaraan I gekoppeld zou kunnen zijn. Indien I inderdaad gekoppeld is aan I, dan wordt I bijgewerkt, zodat die verwijst naar een ander geschikt alternatief (en wordt de groep opnieuw in automatische modus geplaatst), of verwijderd als er geen dergelijk alternatief meer voorhanden is. Gelieerde slaafkoppelingen zullen navenant bijgewerkt of verwijderd worden. Indien de koppeling momenteel niet naar I verwijst, worden geen koppelingen gewijzigd. Enkel de informatie over het alternatief wordt dan verwijderd. =item B<--remove-all> I Alle alternatieven en alle ermee verbonden secundaire (of slaaf-)koppelingen verwijderen. I is een naam in de alternatievenmap. =item B<--all> B<--config> uitvoeren op alle alternatieven. Het kan nuttig zijn om dit te combineren met B<--skip-auto> om alle alternatieven te inspecteren en te configureren, die niet in automatische modus geconfigureerd zijn. Ook worden defecte alternatieven getoond. Een eenvoudige manier om alle defecte alternatieven te repareren is dus het aanroepen van B. =item B<--auto> I De koppelingengroep achter het alternatief voor I omschakelen naar automatische modus. In dit proces worden de hoofdkoppeling en zijn slaafkoppelingen bijgewerkt zodat ze verwijzen naar de geïnstalleerde alternatieven met de hoogste prioriteit. =item B<--display> I Informatie over de koppelingengroep tonen. De getoonde informatie bevat de modus van de groep (auto of manueel), de hoofdkoppeling en de slaafkoppelingen, het alternatief waarnaar de hoofdkoppeling momenteel verwijst, de andere alternatieven die beschikbaar zijn (en hun overeenkomstige slaaf-alternatieven) en het momenteel geïnstalleerde alternatief met de hoogste prioriteit. =item B<--get-selections> Alle namen opsommen van de hoofdalternatieven (die welke een koppelingengroep controleren) en hun status (sinds versie 1.15.0). Elke regel kan tot 3 velden bevatten (door één of meer spaties van elkaar gescheiden). Het eerste veld is de naam van het alternatief. Het tweede is de status ervan (ofwel B ofwel B). Het laatste bevat het momenteel gekozen alternatief (let op: dit is een bestandsnaam en kan dus spaties bevatten). =item B<--set-selections> Op standaardinvoer configuratie voor alternatieven lezen in de door B<--get-selections> gegenereerde indeling en deze dienovereenkomstig herconfigureren(sinds versie 1.15.0). =item B<--query> I Informatie weergeven over de koppelingengroep zoals B<--display> dat doet, maar dan op een manier die door een machine ontleed kan worden (sinds versie 1.15.0, zie hierna bij het onderdeel L). =item B<--list> I Alle doelen van de koppelingengroep weergeven. =item B<--config> I De beschikbare alternatieven voor een koppelingengroep tonen en de gebruiker toelaten om interactief te selecteren welke er gebruikt moet worden. De koppelingengroep wordt bijgewerkt. =item B<--help> Info tonen over het gebruik en afsluiten. =item B<--version> De versie tonen en afsluiten. =back =head1 OPTIES =over =item B<--altdir> I Duidt de alternatievenmap aan als die anders dan de standaard moet zijn. Standaard is dit «I<%CONFDIR%/alternatives>». =item B<--admindir> I Specificeert de administratieve map als die anders dan de standaard moet zijn. Standaard is deze «I<%ADMINDIR%/alternatives>» indien B<%ADMINDIR_ENVVAR%> niet werd ingesteld. =item B<--instdir> I Specificeert de installatiemap waar alternatievenkoppelingen gecreëerd zullen worden (sinds versie 1.20.1). Standaard is dat «I» indien B<%INSTDIR_ENVVAR%> niet werd ingesteld. =item B<--root> I Specificeert de basismap (sinds versie 1.20.1). Hiermee worden ook de alternatieven, installatie- en administratieve mappen aangepast. Standaard is dat «I» indien B<%INSTDIR_ENVVAR%> niet werd ingesteld. =item B<--log> I Duidt het logbestand aan (sinds versie 1.15.0) als dat anders dan de standaard (%LOGDIR%/alternatives.log) moet zijn. =item B<--force> Toestaan om een echt bestand te vervangen of te verwijderen dat geïnstalleerd is waar een alternatievenkoppeling geïnstalleerd of verwijderd moet worden. =item B<--skip-auto> Voor alternatieven die in automatische modus behoorlijk geconfigureerd zijn, de configuratievraag overslaan. Deze optie is enkel relevant in combinatie met B<--config> of B<--all>. =item B<--quiet> Geen commentaar genereren tenzij er zich fouten voordoen. =item B<--verbose> Meer commentaar genereren bij wat er gedaan wordt. =item B<--debug> Zelfs nog meer commentaar genereren bij wat er gedaan wordt, nuttig bij het debuggen (sinds versie 1.19.3). =back =head1 AFSLUITSTATUS =over =item B<0> De gevraagde actie werd succesvol uitgevoerd. =item B<2> Er deden zich problemen voor tijdens het ontleden van de commandoregel of het uitvoeren van de actie. =back =head1 OMGEVING =over =item B<%INSTDIR_ENVVAR%> Indien dit ingesteld is en de opties B<--instdir> of B<--root> niet opgegeven werden, zal dit gebruikt worden als de hoofdmap voor het bestandssysteem. =item B<%ADMINDIR_ENVVAR%> Indien dit ingesteld is en de optie B<--admindir> niet opgegeven werd, zal dit gebruikt worden als de administratieve basismap. =back =head1 BESTANDEN =over =item I<%CONFDIR%/alternatives/> De standaardmap voor alternatieven. Kan gewijzigd worden met de optie B<--altdir>. =item I<%ADMINDIR%/alternatives/> De standaardmap voor beheersdoeleinden. Kan gewijzigd worden met de optie B<--admindir>. =back =head1 INDELING GEGEVENSOPVRAGING De indeling die gebruikt wordt bij B<--query> is een RFC822-achtige vlakke indeling. Ze bestaat uit I + 1 onderdelen, waarbij I het aantal beschikbare alternatieven is uit de opgevraagde koppelingengroep. Het eerste onderdeel bevat de volgende velden: =over =item B I De naam van het alternatief in de alternatievenmap. =item B I De algemene naam van het alternatief. =item B I Als dit veld aanwezig is, bevatten de B regels alle slaaf-koppelingen die gelieerd zijn met de hoofdkoppeling van het alternatief. Per regel wordt één slaaf vermeld. Elke regel bevat één spatie, de algemene naam van het slaaf-alternatief, opnieuw een spatie en het pad naar de slaaf-koppeling. =item B I De status van het alternatief (B of B) (automatisch of manueel). =item B I Het pad naar het beste alternatief voor deze koppelingengroep. Komt niet voor als er geen alternatieven beschikbaar zijn. =item B I Het pad naar het momenteel geselecteerde alternatief. Het kan ook de magische waarde B hebben. Die wordt gebruikt als de koppeling niet bestaat. =back De andere onderdelen geven de beschikbare alternatieven weer in de opgevraagde koppelingengroep: =over =item B I Het pad naar het alternatief uit dit onderdeel. =item B I De prioriteitswaarde van dit alternatief. =item B I Als dit veld voorkomt, bevatten de B regels alle slaaf-alternatieven die gelieerd zijn aan de hoofdkoppeling van het alternatief. Per slaaf wordt één regel gebruikt. Elke regel bevat één spatie, de algemene naam van het slaaf-alternatief, opnieuw een spatie en het pad naar het slaaf-alternatief. =back =head2 Voorbeeld $ update-alternatives --query editor Name: editor Link: /usr/bin/editor Slaves: editor.1.gz /usr/share/man/man1/editor.1.gz editor.fr.1.gz /usr/share/man/fr/man1/editor.1.gz editor.it.1.gz /usr/share/man/it/man1/editor.1.gz editor.pl.1.gz /usr/share/man/pl/man1/editor.1.gz editor.ru.1.gz /usr/share/man/ru/man1/editor.1.gz Status: auto Best: /usr/bin/vim.basic Value: /usr/bin/vim.basic Alternative: /bin/ed Priority: -100 Slaves: editor.1.gz /usr/share/man/man1/ed.1.gz Alternative: /usr/bin/vim.basic Priority: 50 Slaves: editor.1.gz /usr/share/man/man1/vim.1.gz editor.fr.1.gz /usr/share/man/fr/man1/vim.1.gz editor.it.1.gz /usr/share/man/it/man1/vim.1.gz editor.pl.1.gz /usr/share/man/pl/man1/vim.1.gz editor.ru.1.gz /usr/share/man/ru/man1/vim.1.gz =head1 DIAGNOSTIEK Als B gebruikt wordt met B<--verbose>, dan ratelt het onophoudelijk over zijn activiteiten op zijn standaard uitvoerkanaal. Indien er zich problemen voordoen, produceert B foutmeldingen op zijn standaard foutkanaal en geeft het een afsluitstatus 2 terug. Deze diagnostiek zou eenvoudig te verstaan moeten zijn. Mocht u dit niet vinden, gelieve dat dan als een bug te rapporteren. =head1 VOORBEELDEN Er zijn verschillende pakketten die een teksteditor leveren die compatibel is met B, bijvoorbeeld B en B. Welke er gebruikt wordt, wordt geregeld door de koppelingengroep B, die koppelingen bevat naar het programma zelf en naar de ermee verband houdende man-pagina. Om weer te geven welke beschikbare pakketten B leveren en wat de huidige instelling ervoor is, gebruikt u de actie B<--display>: =over update-alternatives --display vi =back Om een specifieke B-toepassing te kiezen, gebruikt u als systeembeheerder dit commando en vervolgens kiest u een nummer uit de lijst: =over update-alternatives --config vi =back Om terug te keren naar een situatie waarbij de B-toepassing automatisch gekozen wordt, doet u als systeembeheerder dit: =over update-alternatives --auto vi =back =head1 ZIE OOK L, FHS (the Filesystem Hierarchy Standard - de standaardisatie van bestandsorganisatie en mappenstructuur op unix-achtige systemen).