summaryrefslogtreecommitdiffstats
path: root/man/nl/dpkg-buildflags.pod
blob: 4d1e1edd4fc7d56dea4f8f78be8698d8b0ea7a99 (plain)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
500
501
502
503
504
505
506
507
508
509
510
511
512
513
514
515
516
517
518
519
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
570
571
572
573
574
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
596
597
598
599
600
601
602
603
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
650
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
680
681
682
683
684
685
686
687
688
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726
727
728
729
730
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
743
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
757
758
759
760
761
762
763
764
765
766
767
768
769
770
771
772
773
774
775
776
777
778
779
780
781
782
783
784
785
786
787
788
789
790
791
792
793
794
795
796
797
798
        *****************************************************
        *           GENERATED FILE, DO NOT EDIT             *
        * THIS IS NO SOURCE FILE, BUT RESULT OF COMPILATION *
        *****************************************************

This file was generated by po4a(7). Do not store it (in VCS, for example),
but store the PO file used as source file by po4a-translate.

In fact, consider this as a binary, and the PO file as a regular .c file:
If the PO get lost, keeping this translation up-to-date will be harder.

=encoding UTF-8

=head1 NAAM

dpkg-buildflags - geeft de bij pakketbouw te gebruiken bouwvlaggen terug

=head1 OVERZICHT

B<dpkg-buildflags> [I<optie>...] [I<commando>]

=head1 BESCHRIJVING

B<dpkg-buildflags> is gereedschap om de compilatievlaggen op te halen die
tijdens het bouwen van Debian pakketten gebruikt moeten worden.

De standaardvlaggen worden gedefinieerd door de leverancier, maar ze kunnen
op verschillende manieren uitgebreid/vervangen worden:

=over 

=item 1.

voor het hele systeem met B<%PKGCONFDIR%/buildflags.conf>;

=item 2.

voor de huidige gebruiker met B<$XDG_CONFIG_HOME/dpkg/buildflags.conf>,
waarbij B<$XDG_CONFIG_HOME> als standaardwaarde B<$HOME/.config> heeft;

=item 3.

tijdelijk door de gebruiker met omgevingsvariabelen (zie het onderdeel
B<OMGEVING>);

=item 4.

dynamisch door de pakketonderhouder met omgevingsvariabelen die ingesteld
worden via B<debian/rules> (zie het onderdeel B<OMGEVING>).

=back

De configuratiebestanden kunnen vier types opdrachten bevatten:

=over 

=item B<SET> I<vlag waarde>

De vlag met I<vlag> als naam overschrijven om ze de waarde I<waarde> te
geven.

=item B<STRIP> I<vlag waarde>

Van de vlag met I<vlag> als naam alle bouwvlaggen verwijderen die in
I<waarde> opgesomd worden.

=item B<APPEND> I<vlag waarde>

De vlag met I<vlag> als naam uitbreiden door er de opties aan toe te voegen
die in I<waarde> opgegeven worden. Er wordt een spatie geplaatst voor de
waarde die toegevoegd wordt, indien de huidige waarde van de vlag niet leeg
is.

=item B<PREPEND> I<vlag waarde>

De vlag met I<vlag> als naam uitbreiden door er vooraan de opties aan toe te
voegen die in I<waarde> opgegeven worden. Er wordt een spatie geplaatst
achter de waarde die toegevoegd wordt, indien de huidige waarde van de vlag
niet leeg is.

=back

De configuratiebestanden kunnen commentaar bevatten op regels die beginnen
met een hekje (#). Ook lege regels worden genegeerd.

=head1 COMMANDO'S

=over 

=item B<--dump>

Op standaarduitvoer alle compilatievlaggen en hun waarden tonen. Dit geeft
per regel één vlag en de waarde ervan weer met daartussenin een
gelijkheidsteken (“I<vlag>=I<waarde>”). Dit is de standaardactie.

=item B<--list>

Een lijst weergeven van vlaggen die door de huidige leverancier ondersteund
worden (één per regel). Zie het onderdeel B<SUPPORTED FLAGS> (ondersteunde
vlaggen) voor meer informatie daarover.

=item B<--status>

Eventuele informatie laten zien welke nuttig kan zijn om het gedrag te
verklaren van B<dpkg-buildflags> (sinds dpkg 1.16.5): relevante
omgevingsvariabelen, huidige leverancier, toestand van alle
functievlaggen. Ook de resulterende compileervlaggen met hun oorsprong
weergeven.

Het is de bedoeling dat dit uitgevoerd wordt vanuit B<debian/rules>, zodat
de bouwlog een duidelijk spoor van de gebruikte vlaggen kan bijhouden. Dit
kan nuttig zijn om ermee verband houdende problemen te diagnosticeren.

=item B<--export=>I<indeling>

Op standaarduitvoer commando's weergeven die gebruikt kunnen worden om alle
compilatievlaggen te exporteren ten behoeve van een specifiek
gereedschap. Indien de waarde I<indeling> niet opgegeven werd, wordt B<sh>
verondersteld. Enkel compilatievlaggen die met een hoofdletter beginnen
worden opgenomen. Van de andere wordt aangenomen dat ze niet bruikbaar zijn
voor de omgeving. Ondersteunde indelingen:

=over 

=item B<sh>

Shell-opdrachten om alle compilatievlaggen in de omgeving in te stellen en
te exporteren. Er worden aanhalingstekens geplaatst rond de vlagwaarden
waardoor de uitvoer gereed is om door een shell geëvalueerd te worden.

=item B<cmdline>

Argumenten om door te geven aan de commandoregel van een bouwprogramma om al
de compilatievlaggen te gebruiken (sinds dpkg 1.17.0). De vlagwaarden worden
volgens de shell-syntaxis tussen haakjes geplaatst.

=item B<configure>

Dit is een verouderde alias voor B<cmdline>.

=item B<make>

Make-opdrachten om alle compilatievlaggen in de omgeving in te stellen en te
exporteren. De uitvoer kan naar een Makefile-fragment geschreven worden en
geëvalueerd met behulp van een B<include>-opdracht.

=back

=item B<--get> I<vlag>

De waarde van de vlag op de standaarduitvoer weergeven. Sluit af met 0 bij
een gekende vlag en sluit anders af met 1.

=item B<--origin> I<vlag>

De origine weergeven van de waarde die teruggegeven wordt door
B<--get>. Sluit af met 0 bij een gekende vlag en sluit anders af met 1. De
origine kan één van de volgende waarden hebben:

=over 

=item B<vendor>

de originele vlag die door de leverancier ingesteld werd, wordt
teruggegeven;

=item B<system>

de vlag werd ingesteld/gewijzigd door een systeemconfiguratie;

=item B<user>

de vlag werd ingesteld/gewijzigd door een gebruikersspecifieke configuratie;

=item B<env>

de vlag werd ingesteld/gewijzigd door een omgevingsspecifieke configuratie.

=back

=item B<--query>

Alle informatie tonen welke nuttig kan zijn om het gedrag van het programma
te verklaren: huidige leverancier, relevante omgevingsvariabelen,
functiegebieden, toestand van alle functievlaggen en de compileervlaggen met
hun oorsprong (sinds dpkg 1.19.0).

Bijvoorbeeld:

 Vendor: Debian
 Environment:
  DEB_CFLAGS_SET=-O0 -Wall

 Area: qa
 Features:
  bug=no
  canary=no

 Area: reproducible
 Features:
  timeless=no

 Flag: CFLAGS
 Value: -O0 -Wall
 Origin: env

 Flag: CPPFLAGS
 Value: -D_FORTIFY_SOURCE=2
 Origin: vendor

=item B<--query-features> I<gebied>

De functies weergeven die voor een opgegeven gebied geactiveerd zijn (sinds
dpkg 1.16.2). Momenteel worden door Debian en zijn derivaten enkel de
gebieden B<future>, B<qa>, B<reproducible>, B<sanitize> en B<hardening>
herkend. Zie het onderdeel B<FUNCTIEGEBIEDEN> voor meer details. Sluit af
met 0 als het gebied gekend is, anders met 1.

De uitvoer is in RFC822-indeling met één sectie per functie. Bijvoorbeeld:

 Feature: pie
 Enabled: yes

 Feature: stackprotector
 Enabled: yes

=item B<--help>

Info tonen over het gebruik en afsluiten.

=item B<--version>

De versie tonen en afsluiten.

=back

=head1 ONDERSTEUNDE VLAGGEN

=over 

=item B<CFLAGS>

Opties voor de C-compiler. De door de leverancier ingestelde standaardwaarde
bestaat uit B<-g> en het standaardniveau van optimalisatie (gewoonlijk
B<-O2>, of B<-O0> indien de omgevingsvariabele B<DEB_BUILD_OPTIONS> I<noopt>
aangeeft).

=item B<CPPFLAGS>

Opties voor de C-preprocessor. Standaardwaarde: leeg.

=item B<CXXFLAGS>

Opties voor de C++ compiler. Hetzelfde als B<CFLAGS>.

=item B<OBJCFLAGS>

Opties voor de Objective C compiler. Hetzelfde als B<CFLAGS>.

=item B<OBJCXXFLAGS>

Opties voor de Objective C++ compiler. Hetzelfde als B<CXXFLAGS>.

=item B<GCJFLAGS>

Opties voor de GNU Java compiler (gcj). Een subset van B<CFLAGS>.

=item B<DFLAGS>

Opties voor de D-compiler (ldc of gdc). Sinds dpkg 1.20.6.

=item B<FFLAGS>

Opties voor de Fortran 77 compiler. Een subset van B<CFLAGS>.

=item B<FCFLAGS>

Opties voor de Fortran 9x compiler. Hetzelfde als B<FFLAGS>.

=item B<LDFLAGS>

Opties die aan de compiler doorgegeven worden bij het linken van uitvoerbare
programma's en gedeelde objecten (indien de linker rechtstreeks aangeroepen
wordt, dan moeten B<-Wl> en B<,> van die opties verwijderd
worden). Standaardwaarde: leeg.

=back

In de toekomst kunnen nog andere vlaggen toegevoegd worden als daar behoefte
aan ontstaat (bijvoorbeeld om andere talen te ondersteunen).

=head1 FUNCTIEGEBIEDEN

Elke gebiedsfunctie kan in de gebiedswaarde van de omgevingsvariabelen
B<DEB_BUILD_OPTIONS> en B<DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS> ingeschakeld en
uitgeschakeld worden met de schakelaars ‘B<+>’ en ‘B<->’. Om bijvoorbeeld de
B<hardening>-functionaliteit “pie” te activeren en de functionaliteit
“fortify” uit te schakelen, kunt u in B<debian/rules> het volgende doen:

    export DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS=hardening=+pie,-fortify

De bijzondere functie B<all> (geldig in elk gebied) kan gebruikt worden om
gelijktijdig alle gebiedsfunctionaliteit te activeren of uit te
schakelen. Alles uitschakelen in het gebied B<hardening> en enkel “format”
en “fortify” activeren kunt u dus doen met:

    export DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS=hardening=-all,+format,+fortify

=head2 future

Er kunnen verschillende compilatieopties (die hierna beschreven worden)
gebruikt worden om functies te activeren die standaard geactiveerd zouden
moeten zijn, maar dat niet zijn om redenen van terugwaartse compatibiliteit.

=over 

=item B<lfs>

Deze instelling (standaard uitgezet) activeert ondersteuning voor grote
bestanden (Large File Support) op 32-bits architecturen waarvan de ABI
standaard geen LFS-ondersteuning biedt, door B<-D_LARGEFILE_SOURCE
-D_FILE_OFFSET_BITS=64> toe te voegen aan B<CPPFLAGS>.

=back

=head2 qa (kwaliteitsbevordering)

Er kunnen verschillende compilatieopties (die hierna beschreven worden)
gebruikt worden om problemen in de broncode of het bouwsysteem te helpen
detecteren.

=over 

=item B<bug>

Deze instelling (die standaard uitgeschakeld is) voegt alle
waarschuwingsopties toe die op een betrouwbare wijze problematische broncode
opsporen. De waarschuwingen zijn fataal. De enige vlaggen die momenteel
ondersteund worden zijn B<CFLAGS> en B<CXXFLAGS> waarbij de vlaggen
ingesteld staan op B<-Werror=array-bounds>, B<-Werror=clobbered>,
B<-Werror=implicit-function-declaration> en
B<-Werror=volatile-register-var>.

=item B<canary>

Deze instelling (die standaard uitgeschakeld is) voegt loze
kanarievogelopties toe aan de bouwvlaggen, zodat in de bouwlogs nagekeken
kan worden hoe de bouwvlaggen doorgegeven worden en zodat het eventueel
ontbreken van normale bouwvlaginstellingen ontdekt kan worden. Momenteel
zijn de enige ondersteunde vlaggen B<CPPFLAGS>, B<CFLAGS>, B<OBJCFLAGS>,
B<CXXFLAGS> en B<OBJCXXFLAGS>, waarbij die vlaggen als
B<-D__DEB_CANARY_>I<vlag>_I<willekeurige-id>B<__> ingesteld worden, en
B<LDFLAGS> dat ingesteld wordt op B<-Wl,-z,deb-canary->I<willekeurige-id>.

=back

=head2 sanitize (saneren)

Er kunnen verschillende compilatie-opties (die hierna beschreven worden)
gebruikt worden om te helpen bij het gezond houden van een resulterend
binair pakket op het vlak van geheugenvervuiling, geheugenlekkage,
geheugengebruik na vrijgave, dataraces bij threads en bugs door
ongedefinieerd gedrag. B<Noot>: deze opties zouden B<niet> gebruikt mogen
worden voor een bouw voor productiedoeleinden, aangezien ze een verminderde
betrouwbaarheid bieden inzake codeconformiteit en de beveiliging en zelfs de
functionaliteit reduceren.

=over 

=item B<address>

Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt B<-fsanitize=address> toe
aan B<LDFLAGS> en B<-fsanitize=address -fno-omit-frame-pointer> aan
B<CFLAGS> en aan B<CXXFLAGS>.

=item B<thread>

Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt B<-fsanitize=thread> toe aan
B<CFLAGS>, B<CXXFLAGS> en B<LDFLAGS>.

=item B<leak>

Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt B<-fsanitize=leak> toe aan
B<LDFLAGS>. Ze wordt automatisch uitgeschakeld als ofwel de
B<address>-functionaliteit of de B<thread>-functionaliteit geactiveerd is,
aangezien die dit impliceren.

=item B<undefined>

Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt B<-fsanitize=undefined> toe
aan B<CFLAGS>, B<CXXFLAGS> en B<LDFLAGS>.

=back

=head2 hardening (kwetsbaarheidsreductie)

Er kunnen verschillende compilatie-opties (die hierna beschreven worden)
gebruikt worden om te helpen bij het versterken van een resulterend binair
pakket tegen geheugenvervuilingsaanvallen of om bijkomende
waarschuwingsberichten te geven tijdens het compileren. Behalve wanneer
hierna anders aangegeven is, worden deze opties standaard geactiveerd voor
architecturen die ze ondersteunen.

=over 

=item B<format>

Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt B<-Wformat
-Werror=format-security> toe aan B<CFLAGS>, B<CXXFLAGS>, B<OBJCFLAGS> en
B<OBJCXXFLAGS>. Dit zal waarschuwingen geven bij verkeerd gebruik van
indelingstekenreeksen en zal mislukken als indelingsfuncties gebruikt worden
op een manier die mogelijke veiligheidsproblemen tot gevolg kunnen
hebben. Momenteel geeft dit een waarschuwing als een B<printf>-functie of
een B<scanf>-functie aangeroepen wordt met een indelingstekenreeks die geen
letterlijke tekenreeks is en er ook geen indelingsargumenten opgegeven
werden, zoals bij B<printf(foo);> in plaats van B<printf("%s", foo);>. Dit
kan een veiligheidslek zijn als de indelingstekenreeks afkomstig was van
onbetrouwbare invoer en ‘%n’ bevat.

=item B<fortify>

Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt B<-D_FORTIFY_SOURCE=2> toe aan
B<CPPFLAGS>. Tijdens het produceren van de code heeft de compiler een
heleboel informatie over buffergroottes (waar mogelijk), en tracht een
functieaanroep met een onveilige ongelimiteerde buffergrootte te vervangen
door een functieaanroep met een gelimiteerde buffergrootte. Dit is in het
bijzonder nuttig bij oude en slecht geschreven code. Daarnaast wordt het
gebruik in het voor schrijven toegankelijk geheugen van
indelingstekenreeksen die ‘%n’ bevatten, geblokkeerd. Indien een toepassing
op een dergelijke indelingstekenreeks steunt, zal het er een alternatief
voor moeten gebruiken.

Merk op dat de code ook met B<-O1> of hoger gecompileerd moet worden opdat
deze optie effect zou hebben. Indien de omgevingsvariabele
B<DEB_BUILD_OPTIONS> I<noopt> bevat, dan wordt ondersteuning voor B<fortify>
uitgeschakeld. Dit is te wijten aan nieuwe waarschuwingen die gegeven worden
door glibc 2.16 en hoger.

=item B<stackprotector>

Deze instelling (standaard geactiveerd als stackprotectorstrong niet
gebruikt wordt) voegt B<-fstack-protector --param=ssp-buffer-size=4> toe aan
B<CFLAGS>, B<CXXFLAGS>, B<OBJCFLAGS>, B<OBJCXXFLAGS>, B<GCJFLAGS>, B<FFLAGS>
en B<FCFLAGS>. Dit voegt beveiligingscontroles tegen het overschrijven van
de stack toe. Dit maakt dat bij veel mogelijke code-injectieaanvallen
afgebroken wordt. In het beste geval wordt op die manier een kwetsbaarheid
voor code-injectie omgebogen tot een denial-of-service (dienst niet
beschikbaar) of een fictief probleem (afhankelijk van de toepassing).

Deze functionaliteit vereist het linken van de code met glibc (of een andere
aanbieder van B<__stack_chk_fail>) en moet dus uitgeschakeld worden als er
gebouwd wordt met B<-nostdlib> of B<-ffreestanding> of iets gelijkaardigs.

=item B<stackprotectorstrong>

Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt B<-fstack-protector-strong>
toe aan B<CFLAGS>, B<CXXFLAGS>, B<OBJCFLAGS>, B<OBJCXXFLAGS>, B<GCJFLAGS>,
B<FFLAGS> en B<FCFLAGS>. Dit is een sterkere variant van B<stackprotector>,
maar zonder noemenswaardig prestatieverlies.

Het uitzetten van B<stackprotector> schakelt ook deze functionaliteit uit.

Deze functionaliteit stelt dezelfde vereisten als B<stackprotector> en heeft
daarenboven ook gcc 4.9 of een recentere versie nodig.

=item B<relro>

Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt B<-Wl,-z,relro> toe aan
B<LDFLAGS>. Tijdens het laden van het programma moet de linker in
verschillende ELF-geheugensecties schrijven. Dit zet voor de programmalader
een vlag zodat die deze secties alleen-lezen maakt alvorens de controle over
te dragen aan het programma. Het meest noemenswaardige effect is dat dit
aanvallen door het overschrijven van de Global Offset Table (GOT)
voorkomt. Indien deze optie uitgeschakeld wordt, wordt ook B<bindnow>
uitgezet.

=item B<bindnow>

Deze instelling (standaard uitgeschakeld) voegt B<-Wl,-z,now> toe aan
B<LDFLAGS>. Tijdens het laden van het programma worden alle dynamische
symbolen omgezet, waardoor de volledige PLT (Procedure Linkage Table) als
alleen lezen gemarkeerd kan worden (ten gevolge van B<relro> hiervoor). Deze
optie kan niet aangezet worden als B<relro> niet geactiveerd is.

=item B<pie>

Deze instelling (zonder standaardinstelling sinds dpkg 1.18.23, aangezien
het nu standaard geactiveerd wordt door gcc op de Debian-architecturen
amd64, arm64, armel, armhf, hurd-i386, i386, kfreebsd-amd64, kfreebsd-i386,
mips, mipsel, mips64el, powerpc, ppc64, ppc64el, riscv64, s390x, sparc en
sparc64) voegt zo nodig de vereiste opties toe om PIE te activeren of te
deactiveren via gcc specs-bestanden, afhankelijk van het feit of gcc op die
architectuur de vlaggen zelf injecteert of niet. Indien de instelling
geactiveerd is en gcc de vlaggen injecteert, voegt ze niets toe. Indien de
instelling geactiveerd is en gcc de vlaggen niet injecteert, voegt ze
B<-fPIE> toe (via I<%PKGDATADIR%/pie-compiler.specs>) aan B<CFLAGS>,
B<CXXFLAGS>, B<OBJCFLAGS>, B<OBJCXXFLAGS>, B<GCJFLAGS>, B<FFLAGS> en
B<FCFLAGS>, en B<-fPIE -pie> (via I<%PKGDATADIR%/pie-link.specs>) aan
B<LDFLAGS>. Indien de instelling gedeactiveerd is en gcc de vlaggen
injecteert, voegt ze B<-fno-PIE> toe (via
I<%PKGDATADIR%/no-pie-compile.specs>) aan B<CFLAGS>, B<CXXFLAGS>,
B<OBJCFLAGS>, B<OBJCXXFLAGS>, B<GCJFLAGS>, B<FFLAGS> en B<FCFLAGS>, en
B<-fno-PIE -no-pie> (via I<%PKGDATADIR%/no-pie-link.specs>) aan B<LDFLAGS>.

Position Independent Executable (PIE - positie-onafhankelijke programma's)
zijn nodig om voordeel te halen uit Address Space Layout Randomization (ASLR
- de adresruimte rangschikken in toevallige volgorde), hetgeen door sommige
kernelversies ondersteund wordt. Hoewel ASLR reeds voor datagebieden in de
stack en de heap opgelegd kan worden (brk and mmap), moeten de codegebieden
als positieonafhankelijk gecompileerd worden. Gedeelde bibliotheken doen dit
reeds (B<-fPIC>), waardoor zij automatisch ASLR krijgen, maar binaire
.text-gebieden moeten als PIE gebouwd worden om ASLR te krijgen. Als dit
gebeurt, worden aanvallen van het type ROP (Return Oriented Programming - op
terugkeerwaarde georiënteerd programmeren) veel moeilijker aangezien er geen
statische locaties meer zijn die bij een aanval van geheugenvervuiling als
springplank gebruikt kunnen worden.

PIE is niet compatibel met B<-fPIC>, dus over het algemeen moet men
voorzichtig zijn bij het bouwen van gedeelde objecten. Maar aangezien de
PIE-vlaggen die meegegeven worden geïnjecteerd worden via specs-bestanden
van gcc, zou het altijd veilig moeten zijn om ze onvoorwaardelijk in te
stellen ongeacht het objecttype dat gecompileerd of gelinkt wordt.

Statische bibliotheken kunnen door programma's of door andere gedeelde
bibliotheken gebruikt worden. Afhankelijk van de gebruikte vlaggen bij het
compileren van alle objecten in een statische bibliotheek, zullen deze
bibliotheken door verschillende reeksen objecten gebruikt kunnen worden:

=over 

=item geen

Kan niet gelinkt worden aan een PIE-programma, noch aan een gedeelde
bibliotheek.

=item B<-fPIE>

Kan gelinkt worden aan elk programma, maar niet aan een gedeelde bibliotheek
(aanbevolen).

=item B<-fPIC>

Kan gelinkt worden aan elk programma en elke gedeelde bibliotheek.

=back

Indien er een behoefte bestaat om deze vlaggen manueel in te stellen en de
gcc specs-injectie te overbruggen, moet u rekening houden met verschillende
zaken. Het onvoorwaardelijk en expliciet doorgeven van B<-fPIE>, B<-fpie> of
B<-pie> aan een bouwsysteem dat libtool gebruikt, is veilig aangezien deze
vlaggen weggelaten worden bij het bouwen van gedeelde bibliotheken. Bij
projecten waarin daarentegen zowel programma's als gedeelde bibliotheken
gebouwd worden, moet u ervoor zorgen dat bij het bouwen van de gedeelde
bibliotheken B<-fPIC> steeds als laatste doorgegeven wordt (waardoor het een
eventuele voorafgaande B<-PIE> opheft) aan compilatievlaggen zoals B<CFLAGS>
en dat B<-shared> als laatste doorgegeven wordt (waardoor het een eventuele
voorafgaande B<-pie> opheft) aan linkvlaggen zoals B<LDFLAGS>. B<Opmerking:>
dit is niet nodig met het standaard specs-mechanisme van gcc.

Aangezien PIE via een algemeen register geïmplementeerd wordt, kunnen
bovendien bij sommige architecturen (maar niet meer bij i386 sinds de
optimalisaties die in gcc E<gt>= 5 toegepast zijn) prestatieverminderingen
tot 15% optreden bij zeer zware belasting met tekstsegmenten van
toepassingen. De meeste belastingen hebben minder dan 1%
prestatievermindering tot gevolg. Architecturen met meer algemene registers
(bijv. amd64) vertonen niet zo een hoge terugval in de ergste gevallen.

=back

=head2 reproducible (reproduceerbaar)

De hierna behandelde compilatieopties kunnen gebruikt worden om de
bouwreproduceerbaarheid te helpen verbeteren of om bijkomende
waarschuwingsberichten af te leveren tijdens het compileren. Behalve wanneer
het hierna aangegeven wordt, worden deze opties standaard geactiveerd voor
architecturen die ze ondersteunen.

=over 

=item B<timeless>

Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt B<-Wdate-time> toe bij
B<CPPFLAGS>. Dit leidt tot waarschuwingen als de macros B<__TIME__>,
B<__DATE__> en B<__TIMESTAMP__> gebruikt worden.

=item B<fixfilepath>

Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt
B<-ffile-prefix-map=>I<BUILDPATH>B<=.> toe aan B<CFLAGS>, B<CXXFLAGS>,
B<OBJCFLAGS>, B<OBJCXXFLAGS>, B<GCJFLAGS>, B<FFLAGS> en B<FCFLAGS>, waarbij
B<BUILDPATH> ingesteld wordt op de basismap van het pakket dat gebouwd
wordt. Dit heeft als effect dat het bouwpad verwijderd wordt van elk
gegenereerd bestand.

Indien zowel B<fixdebugpath> als B<fixfilepath> ingesteld zijn, heeft deze
laatste optie voorrang, omdat het een superset is van de eerste.

=item B<fixdebugpath>

Deze instelling (standaard geactiveerd) voegt
B<-fdebug-prefix-map=>I<BUILDPATH>B<=.> toe aan B<CFLAGS>, B<CXXFLAGS>,
B<OBJCFLAGS>, B<OBJCXXFLAGS>, B<GCJFLAGS>, B<FFLAGS> en B<FCFLAGS>, waarbij
B<BUILDPATH> ingesteld wordt op de basismap van het pakket dat gebouwd
wordt. Dit heeft als effect dat het bouwpad verwijderd wordt van eventueel
gegenereerde debug-symbolen.

=back

=head1 OMGEVING

Er zijn twee sets omgevingsvariabelen die dezelfde operaties uitvoeren. De
eerste (DEB_I<vlag>_I<operatie>) zou nooit gebruikt mogen worden binnen
B<debian/rules>. Die is bedoeld voor eventuele gebruikers die het bronpakket
opnieuw willen bouwen met andere bouwvlaggen. De tweede set
(DEB_I<vlag>_MAINT_I<operatie>) zou door pakketonderhouders enkel in
B<debian/rules> gebruikt moeten worden om de resulterende bouwvlaggen aan te
passen.

=over 

=item B<DEB_>I<vlag>B<_SET>

=item B<DEB_>I<vlag>B<_MAINT_SET>

Deze variabele kan gebruikt worden om de teruggegeven waarde voor de
opgegeven vlag I<vlag> af te dwingen.

=item B<DEB_>I<vlag>B<_STRIP>

=item B<DEB_>I<vlag>B<_MAINT_STRIP>

Deze variabele kan gebruikt worden om in een lijst met witruimte als
scheidingsteken opties op te geven die weggehaald zullen worden uit de set
vlaggen die teruggegeven wordt voor de opgegeven I<vlag>.

=item B<DEB_>I<vlag>B<_APPEND>

=item B<DEB_>I<vlag>B<_MAINT_APPEND>

Deze variabele kan gebruikt worden om bijkomende opties toe te voegen aan de
waarde die teruggegeven wordt voor de opgegeven I<vlag>.

=item B<DEB_>I<vlag>B<_PREPEND>

=item B<DEB_>I<vlag>B<_MAINT_PREPEND>

Deze variabele kan gebruikt worden om vooraan bijkomende opties toe te
voegen aan de waarde die teruggegeven wordt voor de opgegeven I<vlag>.

=item B<DEB_BUILD_OPTIONS>

=item B<DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS>

Deze variabelen kunnen door een gebruiker of een onderhouder gebruikt worden
om diverse gebiedsfuncties die bouwvlaggen beïnvloeden, te activeren of uit
te zetten. De variabele B<DEB_BUILD_MAINT_OPTIONS> vervangt eventuele
instellingen in de functionaliteitsgebieden B<DEB_BUILD_OPTIONS>. Zie het
onderdeel B<FUNCTIONALITEITSGEBIEDEN> voor de details.

=item B<DEB_VENDOR>

Deze instelling definieert de huidige leverancier. Indien zij niet ingesteld
is, zal gezocht worden naar de huidige leverancier door te gaan lezen in
B<%PKGCONFDIR%/origins/default>.

=item B<DEB_BUILD_PATH>

Deze variabele stelt in welk bouwpad (sinds dpkg 1.18.8) gebruikt moet
worden bij functionaliteit zoals B<fixdebugpath> waardoor die gesuperviseerd
kan worden door het aanroepende programma. Momenteel is deze variabele
Debian- en derivaat-specifiek.

=item B<DPKG_COLORS>

Stelt de kleurmodus in (sinds dpkg 1.18.5). Waarden die momenteel gebruikt
mogen worden zijn: B<auto> (standaard), B<always> en B<never>.

=item B<DPKG_NLS>

Indien dit ingesteld is, zal het gebruikt worden om te beslissen over het
activeren van moedertaalondersteuning, ook gekend als
internationaliseringsondersteuning (of i18n) (sinds dpkg 1.19.0). Geldige
waarden zijn: B<0> and B<1> (standaard).

=back

=head1 BESTANDEN

=head2 Configuratiebestanden

=over 

=item B<%PKGCONFDIR%/buildflags.conf>

Configuratiebestand dat voor het hele systeem geldt.

=item B<$XDG_CONFIG_HOME/dpkg/buildflags.conf> of

=item B<$HOME/.config/dpkg/buildflags.conf>

Configuratiebestand dat gebruikersafhankelijk is.

=back

=head2 Ondersteuning bij het maken van een pakket

=over 

=item B<%PKGDATADIR%/buildflags.mk>

Makefile-fragment dat alle vlaggen die door B<dpkg-buildflags> ondersteund
worden, laadt in variabelen (en eventueel exporteert) (sinds dpkg 1.16.1).

=back

=head1 VOORBEELDEN

Om in een Makefile bouwvlaggen door te geven aan een bouwcommando:

=over 

 $(MAKE) $(shell dpkg-buildflags --export=cmdline)

 ./configure $(shell dpkg-buildflags --export=cmdline)

=back

Om in een shell-script of shell-fragment bouwvlaggen in te stellen, kan
B<eval> gebruikt worden om de uitvoer te interpreteren en de vlaggen in de
omgeving te exporteren:

=over 

 eval "$(dpkg-buildflags --export=sh)" && make

=back

of om de positieparameters in te stellen die aan een commando doorgegeven
moeten worden:

=over 

 eval "set -- $(dpkg-buildflags --export=cmdline)"
 for dir in a b c; do (cd $dir && ./configure "$@" && make); done

=back

=head2 Het gebruik in debian/rules

Om de benodigde bouwvlaggen te bekomen die aan het bouwsysteem doorgegeven
moeten worden, moet u vanuit het bestand B<debian/rules> B<dpkg-buildflags>
aanroepen of B<buildflags.mk> invoegen. Merk op dat oudere versies van
B<dpkg-buildpackage> (voor dpkg 1.16.1) deze vlaggen automatisch
exporteerden. U zou hierop echter niet mogen betrouwen, aangezien dit het
handmatig aanroepen van B<debian/rules> defect maakt.

Voor pakketten met een autoconf-achtig bouwsysteem, kunt u de relevante
opties rechtstreeks doorgeven aan configure of B<make>(1), zoals hiervoor
geïllustreerd werd.

Voor andere bouwsystemen, of indien u een meer fijnmazige controle nodig
heeft over welke vlaggen waar doorgegeven worden, kunt u B<--get>
gebruiken. Of in de plaats daarvan kunt u B<buildflags.mk> invoegen, dat
zorgt voor het aanroepen van B<dpkg-buildflags> en het opslaan van de
bouwvlaggen in variabelen voor make.

Indien u alle bouwvlaggen naar de omgeving wenst te exporteren (waar ze door
uw bouwsysteem opgepikt kunnen worden):

=over 

 DPKG_EXPORT_BUILDFLAGS = 1
 include %PKGDATADIR%/buildflags.mk

=back

Als u bijkomende controle wenst over wat geëxporteerd wordt, kunt u de
variabelen handmatig exporteren (aangezien er standaard geen enkele
geëxporteerd wordt):

=over 

 include %PKGDATADIR%/buildflags.mk
 export CPPFLAGS CFLAGS LDFLAGS

=back

En u kunt de vlaggen natuurlijk ook handmatig doorgeven aan commando's:

=over 

 include %PKGDATADIR%/buildflags.mk
 build-arch:
 	$(CC) -o hello hello.c $(CPPFLAGS) $(CFLAGS) $(LDFLAGS)

=back